De Amerikaan Henry David Thoreau (1817-1862) heeft bekendheid verworven met zijn Walden, or a Life in the Woods, uit 1854, een beschrijving van zijn solitaire verblijf in de natuur in een hut aan de rand van een meer, Walden Pond. In zijn hier voor het eerst in Nederlandse vertaling gepresenteerde voordracht Walking, or the Wild, uit 1862, pleit Thoreau met vuur voor individuele vrijheid, eigenheid en zelfstandigheid, en kiest hij onomwonden partij voor de sublieme geografie van de wilde, niet door mensenhand bewerkte of ingerichte natuur.
Wandelen is een lofzang op het naast en dwars over de gebaande paden lopen, een romantische verering en ervaring van de nabijheid en schoonheid van de natuur, de indrukwekkendste natuur evenzeer als de onaanzienlijkste. Solitair wandelen als Jean-Jacques Rousseau, dwalen met de gedachten vrij, de verbeelding in volle beweging, dromend en mijmerend over de geschiedenis van de woorden en de dingen. De eenzame wandelaar Thoreau beleeft de natuur met onbekommerde ontvankelijkheid, hij is de eerste ware natuurflaneur.
Opgeweld uit zijn dagboekaantekeningen - die de omvang hebben van de dagboeken van zijn tijdgenoot Henri-Frédéric Amiel - is bijna iedere zin van Thoreau in Wandelen een samengebalde gedachte, een niet in een systematisch betoog verdroogde flitsende overpeinzing, een excentrieke provocatie of een verliefde mijmering. Thoreau is van velerlei gedaanten: Dionysische danser in het aangeharkte bloemperk van de buurman, tomeloze kruisvaarder naar het beloofde land van innerlijke rust en beschouwing, duivelse landmeter van het verloren paradijs.
Op de energie van het zich westwaarts ontvouwende 'Empire of Liberty' balanceert Thoreau op het zwenkende koord van vrije wil en menselijke voorbeschikking, oog in oog met een cultureel, politiek en raciaal gespleten Amerika. Het weerstreven van wat opgelegd is, het doorbreken van wat verwacht wordt, het afstand nemen van burgerlijkheid, overheid en beschaving: voortdurend springt hij van steen naar steen om zichzelf boven de stroom van de tijd uit te torsen. Wandelen: tegen de keer als lot en als roeping.
Wandelen is een lofzang op het naast en dwars over de gebaande paden lopen, een romantische verering en ervaring van de nabijheid en schoonheid van de natuur, de indrukwekkendste natuur evenzeer als de onaanzienlijkste. Solitair wandelen als Jean-Jacques Rousseau, dwalen met de gedachten vrij, de verbeelding in volle beweging, dromend en mijmerend over de geschiedenis van de woorden en de dingen. De eenzame wandelaar Thoreau beleeft de natuur met onbekommerde ontvankelijkheid, hij is de eerste ware natuurflaneur.
Opgeweld uit zijn dagboekaantekeningen - die de omvang hebben van de dagboeken van zijn tijdgenoot Henri-Frédéric Amiel - is bijna iedere zin van Thoreau in Wandelen een samengebalde gedachte, een niet in een systematisch betoog verdroogde flitsende overpeinzing, een excentrieke provocatie of een verliefde mijmering. Thoreau is van velerlei gedaanten: Dionysische danser in het aangeharkte bloemperk van de buurman, tomeloze kruisvaarder naar het beloofde land van innerlijke rust en beschouwing, duivelse landmeter van het verloren paradijs.
Op de energie van het zich westwaarts ontvouwende 'Empire of Liberty' balanceert Thoreau op het zwenkende koord van vrije wil en menselijke voorbeschikking, oog in oog met een cultureel, politiek en raciaal gespleten Amerika. Het weerstreven van wat opgelegd is, het doorbreken van wat verwacht wordt, het afstand nemen van burgerlijkheid, overheid en beschaving: voortdurend springt hij van steen naar steen om zichzelf boven de stroom van de tijd uit te torsen. Wandelen: tegen de keer als lot en als roeping.
15,00 EUR
Voorraad | Gelimiteerde voorraad |
Afwerking | Paperback |
Dikte | 142 mm |
Publicatie | feb 28, 2017 |
EAN - code | 9789065540997 |
Categorie | Persoonlijke ontwikkeling |
Uitgeverij | Historische uitgeverij groningen |